All Categories
Featured
Table of Contents
Vooral doordat veel ziekenhuizen bezuinigen. opleiding thuiszorg. Er is haast geen tijd meer om er voor de patiënten te zijn. Alles in het ziekenhuis word er op ingericht om zo snel mogelijk mensen weer uit het ziekenhuis te krijgen. Eerder was het zo dat er een verpleegster was voor 6 patiënten nu is het eerder 1 verpleegster op 8 of 10 patiënten.
Een verpleeg(er/ster) word er voor opgeleid om een arts te assisteren. Hierbij hoort de basis zorg zoals, wassen, eten en drinken geven, aankleden en douche. Verder hebben verpleeg(ers/sters) de taak om wonden te verzorgen. Denk bij wonden aan: brandwonden, open vlees wonden, bot breuken) een verpleegster moet dus goed weten wat er moet gebeuren bij wat voor soort wond! Dit werk doen verpleeg(ers/sters) hetzelfde als verzorgende.
Ze mogen ook medische apparaten aansluiten op mensen. Bij menselijke apparaten moet je denken aan: een sonde (als een persoon niet in staat is om zelf te eten word er vloeibare voeding gegeven aan dit persoon. Dit gaat via een slangetje en kan via de neus of huid geplaatst worden) en katheters (als iemand geen melding meer krijgt van de hersenen dat de blaas vol zit word er een slangetje in de blaas bevestigt met aan het einde een zakje daar word dan de urine na toe gepompt) ook mogen verpleegsters injecteren (spuiten).
Om te zorgen dat dit allemaal goed gaat werken ze met protocollen. Een protocol is een boek waar in staat hoe die handelingen in zijn werk gaan. Op de volgende blz. zie je een voorbeeld van een protocol. Een protocol is heel belangrijk voor verpleeg(er/ster’s). Als er een handeling is moeten ze ook altijd volgens het protocol te werk gaan! Protocol, Toedienen van sondevoeding in bolus met behulp van een systeem, Let op! Dit is een Risicovolle Handeling, De handeling mag alleen worden verricht door een bevoegd persoon en in opdracht van een arts.
Het voorkomen (of verbeteren) van (al opgetreden) complicaties van ondervoeding door verbetering van de voedingstoestand,of2 - opleiding thuiszorg. Het op peil houden van de voedingstoestand tijdens een (kritische) ziekteperiode met een te verwachten herstel. Algemene opmerkingen- Alvorens overgegaan tot of gestart wordt met het geven van voeding via een maag-neussonde / voedingkatheter, vindt er overleg plaats tussen de arts, cliëntbegeleider, cliënt en / of diens wettelijke vertegenwoordiger en andere teamleden.- De arts besluit, na overleg, tot het voorschrijven van deze voedingswijze.- De diëtist stelt een advies op over de samenstelling, hoeveelheid en opbouw van deze voeding (-swijze).
- Controleer de voeding (soort, hoeveelheid en houdbaarheidsdatum).- Schud de voeding gedurende ongeveer een halve minuut om, door de fles om te zwenken- Spoel het toedieningssysteem om en sluit de rolregelklem.- Plaats de flessenhouder over de gevulde fles of, indien van toepassing, plaats de container.- Plaats het toedieningssysteem (spike en caps) op de fles of container.- Keer de fles of container om en hang deze aan de standaard / haak.- Vul de druppelkamer voor 1/3 deel door er zachtjes in te knijpen.- Leg een bescherming onder het aansluitstukje van de sonde in verband met mogelijk morsen van de voeding.- Open de rolregelklem en verwijder het afsluitdopje van het toedieningssysteem.- Laat het toedieningssysteem vol lopen met voeding en sluit de rolregelklem weer.- Sluit het systeem aan op de sonde.- Start het toedienen van de voeding met het open draaien / zetten van de rolregelklem op de gewenste doorloopsnelheid.- Controleer regelmatig of de voeding op de gewenste snelheid inloopt.- Als de voeding doorgelopen is, de rolregelklem sluiten en het toedieningssysteem van de sonde ontkoppelen en met een spuit 10 à 20 ml water naspuiten in de sonde.- Sonde afsluiten en controleren of sonde nog voldoende gefixeerd zit.- De cliënt (bij de naam noemen) vertellen dat de handeling klaar is.- Fles of container en toedieningssysteem direct doorspoelen met water (boven een schone / aparte spoelbak) en hangend bewaren tot de volgende voedingstijd (maximaal 24 uur gebruiken).
Mag zelfstandig worden verricht door, Verpleegkundige is bevoegd, Anderen als men beschikt over een bekwaamheidsverklaring Een verzorgende helpt mensen die verstandelijk gehandicapt zijn en kinderen en bejaarden. Ze moeten onder anderen helpen bij het eten, ze wassen, medicijnen geven, de stagiaires helpen en het opstellen van een zorgplan. Ze overleggen ook bij het behandelen met de artsen, verpleegkundigen en de deskundigen - opleiding thuiszorg.
Ze houden zich met verschillende dingen bezig o. a. de mensen wassen, weer aankleden, en verschonen, de wondverzorging. Een verpleegtechnische handeling is het inbrengen bij een patiënt van een katheter. Ze moeten ook de mensen begeleiden. Bijv. als de patiënt ziek is of een patiënt een operatie moet ondergaan. Een verpleegkunde werkt op verschillende locaties.
De basistaak van een verpleegkundige is toch spuiten geven aan de patiënt, de wondverzorging, bloed afnemen, infuustherapie, de medicijnen klaar leggen. Als je naar de dokter/Arts gaat wil hij je eerst onderzoeken zodat hij een beter beeld krijgt wat voor een klacht je hebt. Hij gaat je dan lichamelijke onderzoeken wat je precies voor een klacht hebt.
Dan kunnen ze aan je bloed zien wat je precies hebt. Bijvoorbeeld als je last hebt van buikpijn of diaree kunnen ze zien of je misschien wel de ziekte hebt van Crohn. Ze kunnen niet aan je bloed zien dat je die ziekte hebt maar ze kunnen wel zien of je bloedarmoede hebt of ergens anders een ontsteking bijvoorbeeld.
Als de arts heeft onderzocht wat er met je aan de hand is dan gaat hij een respect voor je uitschrijven een medicijn om je te helpen om daar vanaf te komen. Je hebt verschillende soorten artsen. o. a. een huisarts, en een arts in het ziekenhuis. Een Chirurg voert de operaties uit.
Je kunt je namelijk ook nog specialiseren. Dat betekend dat je van een bepaald deel van het lichaam heel veel weet. Een chirurg word meestal ingeschakeld bij zeer moeilijke/gevaarlijke operaties (bijvoord een tumor). Een verpleegkundige is een zeer afwisselend en verantwoordelijk beroep - opleiding thuiszorg. Als verpleegkundige mag je veel handelingen bij mensen verrichten.
Het verschil tussen die twee zijn de medische handelingen. opleiding thuiszorg. Kateters, sonde’s zijn een voorbeeld van die medische handelingen. Je kunt verpleegkundige worden met een MBO-4 verpleegsters opleiding. Deze opleiding duurt 4 jaar en kan op BOL of BBL worden gegeven. BOL betekend dat je 5 dagen in de week na school gaat en 3 stage’s periodes hebt.
Nederland vergrijst. Hierdoor ontstaat een groot probleem. Er gaat steeds meer geld naar verpleeghuizen en dus minder na ziekenhuizen. Daardoor moeten veel ziekenhuizen bezuinigen en krijgen verpleegsters steeds meer patiënten. Eerder was het ongeveer dat een verpleegster zes patiënten had maar nu is het eerder een op tien. Het loon van verpleegkundige is ook niet heel hoog ongeveer €1600,- bruto hier moet dus je gas,licht,huur,water(enz.) nog vanaf.
Ook klagen de verpleegkundige over de samenwerking met artsen. Artsen zijn snel geneigd om klusjes op de verpleegsters af te schuiven. opleiding thuiszorg. Bronnen.
Verpleegkunde in ons land gaat terug tot de middeleeuwen. Religieuze gemeenschappen namen toen de verzorging van zieken en behoeftigen op zich. Tot diep in de 19de eeuw bleven de verpleegkundige zorgen in België bijna uitsluitend in handen van vrouwelijke religieuzen. Dat paste in een lange traditie van caritas, waarbij ook morele en spirituele ondersteuning werd geboden.
De verzorging van zieken had dan ook zeer lang een slechte reputatie. Pas in het laatste kwart van de 19de eeuw kwam daar geleidelijk verandering in. Toen was er een eerste aanzet tot de oprichting van scholen voor lekenverpleegsters. Die aanzet kwam er in Luik, Brussel en Antwerpen, niet toevallig ‘blauwe’ steden.
Die ontwikkeling kwam in vergelijking met de ons omringende landen vrij laat op gang. De doorbraak van de verpleegkunde bij ons situeert zich pas in het eerste decennium van de 20ste eeuw - opleiding thuiszorg. In 1902 ging een school voor ziekenverpleging van start in Antwerpen en in 1907 werden in Brussel meteen drie verpleegstersscholen opgericht, waaronder de eerste katholieke: Sint-Camillus.” De wetgever reageerde bijna meteen op deze evolutie, want in 1908 werd via een koninklijk besluit het bekwaamheidsdiploma voor ziekenoppass(t)ers ingesteld.
Niet alleen bij leken maar ook bij religieuzen, zelfs mannelijke religieuzen. Toen in 1909 de eerste bekwaamheidsdiploma’s werden uitgereikt, waren er al Broeders van Liefde die de eenjarige opleiding hadden gevolgd. Meer dan 90 procent van de afgestudeerden waren evenwel vrouwen, want vanaf de start werd verpleging gecast als een bij uitstek vrouwelijk beroep.
Het zou tot 1939 duren voor de zusters in Leuven van start gingen met een voortgezette wetenschappelijke opleiding, in de lijn van Nightingales pleidooi. Toen ik aan mijn onderzoek begon, overheerste het beeld dat er tijdens WOI alleen Britse verpleegsters werkzaam waren in België. De verschillende opleidingen hadden er evenwel toe geleid dat er bij het uitbreken van de oorlog ruim 4.
De koningin had zeker een gunstige invloed op de uitstraling van het verpleegsterberoep na de oorlog. Tijdens de oorlog kregen verpleegsters met het beeld van de verpleegster als moeder en als toonbeeld van zorg een positief imago. Maar ook het beeld van de verpleegster als prostituee bleef hangen. Verpleegsters gingen tenslotte om met gewonde, naakte mannenlichamen.
De oorlog zorgde eigenlijk niet onmiddellijk voor een keerpunt in de geschiedenis van de verpleegkunde. De verpleegstersopleidingen slaagden er niet in hun vooroorlogse succes te evenaren en het aanzien van de verpleegsters bleef bij grote delen van de bevolking veeleer beperkt. Mensen hadden na de oorlog andere zorgen. Ouders die een dochter hadden van 18 jaar, vonden het belangrijk dat die op het land ging werken en mee voor inkomsten kon zorgen.
Het beeld van de ‘witte engel’, die met kennis van zaken dag en nacht klaarstond voor de soldaten, ging na de oorlog het discours over de verpleegster domineren. opleiding thuiszorg. In verschillende steden – Mechelen, Leuven, Gent, Brugge, Luik – werden verpleegstersscholen geopend. In 1921 kwam er ook een nieuwe wetgeving op de opleiding, die inhoudelijk rekening hield met de oorlogservaringen en die de driejarige wetenschappelijke opleiding verplicht maakte.
De jaren 1920 kenden ook het ontstaan van de schoolverpleegster. Verpleegsters waren dus steeds meer aanwezig in het straatbeeld. Het beroep werd toen ook sociaal aanvaard voor ongehuwde katholieke vrouwen. Maar tegelijk kwam opnieuw een vrees naar boven die al voor de oorlog was geuit - opleiding thuiszorg. Verpleegsters mochten vooral geen halve artsen worden.
Een dergelijke rol rechtvaardigde tegelijkertijd de beperkte verloning van verpleegkundigen. In het toen veelgelezen Plichtenboekje voor ziekenverpleging uit 1926 hield jezuïet en hoogleraar moraaltheologie Jozef Salsmans zijn lezers voor dat de vergoeding van de verpleegster een bijkomstigheid was in vergelijking met haar eerste en voornaamste beweegreden: de offervaardige naastenliefde. Daarom moest haar vergoeding niet worden gezien als een loon, maar als een honorarium.
Die vonden dat de neutrale federatie het verpleegstersberoep beschouwde als een louter materiële en technische functie. Vanuit katholieke hoek werd het beroep daarentegen vooral gezien als een roeping en een werk van naastenliefde. Ik heb die benaming in februari voor het eerst gebruikt op de internationale conferentie over de geschiedenis van de verpleegkunde in Firenze.
Voor ze in 1926 afstudeerde als eerste vrouwelijke arts aan de universiteit van Leuven was ze zelf toegetreden tot de zusters. Ze zou evenwel nooit als arts of verpleegster werken. Na haar studies werd ze directeur van het door de zusters opgerichte Sint-Vincentiusziekenhuis in Gent, evenals van de verpleegstersschool die aan het ziekenhuis was verbonden (opleiding thuiszorg).
Door haar bestuurlijke kwaliteiten en haar leiderschap speelde ze gedurende vier decennia een bepalende rol in de ontwikkeling van de katholieke verpleging in België. Om dat te onderlijnen, werd in 1964 de ‘prijs zuster Jules-Marie voor verpleegkunde’ ingesteld. Die wordt nog steeds periodisch toegekend aan een katholieke verpleegkundige die zich heeft onderscheiden in het verpleegkundig onderwijs, het ziekenhuiswezen, het medisch-sociale domein of de preventieve geneeskunde.
1. 056 van 6/5, nvdr). Het is van 1967 geleden dat die medaille aan een Belgische werd toegekend. Ik overweeg daarom vanuit de Belgische Vereniging voor de Geschiedenis van de Verpleegkunde opnieuw Belgische kandidaten voor dat ereteken voor te dragen. Een andere NVKVV-voorzitster die ik zeker wil vermelden is Ghislaine Van Massenhove (1900-1980, nvdr).
Latest Posts
Inzameling Medische Hulpmiddelen
Stoma Blase
Vlijtig Liesje Thuishulp Dordrecht